|
Gijzenzele was een vroeg-middeleeuwse nederzetting in
een overwegend bebost gebied. In het centrum lag het nu verdwenen hof
van Gijzenzele later Kapittelhof genoemd. Medio 7e eeuw
kwam Gijzenzele vermoedelijk door schenking in het bezit van de
Sint-Baafsabdij van Gent. In 864 vermeldt een charter van Karel de
Kale dat de kerk en een hoeve bezittingen waren die aan de
Sint-Baafsabdij van Gent toebehoorden. Tot de 13de eeuw werd de
"curtis" door de abdij uitgebaat.
De heerlijkheid Gijzenzele behoorde toe aan de abt van de
Sint-Baafsabdij en sinds de 16de eeuw aan de bisschoppen van Gent. De
heer
van Rode trad op als werkelijke voogd. Geografisch
behoorde Gijzenzele tot het land van Rode. De parochie maakte voor
1570 deel uit van het bisdom Kamerijk, nadien van het aartsbisdom
Mechelen, vanaf 1802 van het bisdom Gent.
 |
|
"Gevierendeeld
1. en 4. in lazuur een leeuw van goud, getongd van keel, houdende in de
rechterpoot drie bladeren van goud, een smalle schuinbalk van keel over alles
heen, beladen boven met een komeet van goud en onder met een drietoppige rots
van hetzelfde, 2. en 3. in lazuur drie zespuntige sterren van goud; hartschild:
in goud een leeuw van sabel, geklauwd en getongd van keel, en een uitgeschulpt
omboordsel van sabel."
GB 18.6.1980 - KB 1.12.1980 - BS 22.1.1981 (z.b)
Na de fusie van
1977 gaf de nieuwe gemeente de voorkeur aan een nieuw wapen.
De keuze viel op het blazoen van de familie Rodriguez de Evora y Vega,
sinds 1602 heren en vanaf 1682, tot op het einde van het Ancien Régime,
markiezen van het Land van (Schelde)rode, waartoe alle deelgemeenten ten laatste
sinds de 13de eeuw behoorden. Het betreft de Spaanse tak van dit geslacht, om
een onderscheid te maken met de banier in het huidige wapen van Merelbeke, die
eveneens steunt op het wapen Rodriguez de Evora y Vega.
Bron: Gemeentewapens van
België, Deel II Vlaanderen M-Z en Brussel, door Lieve Viaene-Awouters en Ernest
Warlop; Dexia Bank 2002, blz. 111 en 112.

|